Succulenta (Netherlands) 50(4): 64-65, 1971.

Frailea cataphracta (Dams) Br. et R var. tuyensis Buining et Moser var. nova
A. F. H. BUINING

Corpus solitarium, 3-3,5 cm altum, ad 4 cm diam., griseoviride ad cinereum.
Costae ad 20, planissimae, sulco piano obscure-viridi separatae, ad 5 mm latae; sub areolis stria lunata atro-viridis.
Areolae ex longo rotundae, nudae vel vix aliquo tomenti brunnei tectae.
Spinae pectinate positae, utrimque 4, infra brunneae, densatae ut cepa, ceterum pallide-corneae ad vitreae, ad 1 mm longae.
Flores infundibuliformes, 24 mm longi, 20 mm lati, pallide-citrini.
Pericarpellum 6 mm longum, 5 mm latum, infra nudum, ceterum fulvis saetis albipilosumque. Receptaculum 4 mm longum, saetis pallide-fulvis albipilosumque. Folia perianthii exteriora spathulata, apice acutissimo, alba ad lurida, linae centrali pallide-viridi; interiora spathulata, acuta, pal-lidissime citrina. Stylus 11 mm longus, pallide-flavus. Stigmata 5, ad 4 mm longa, pallide-flava. Stamina primaria 10 mm longa, circum stylum inserta, pallide-flava; secundaria 5 mm longa, pallide-flava. Antherae 0,8 mm longae, flavo-albescentes. Camera nectarea 0,5 mm lata, aperta. Caverna seminifera 3 mm longa, 3,5 mm lata.
Fructus rotundus, 8 mm diam., brevi-bus saetis fulvis lanaque alba. Semen lintriforme, 2 mm longum, 1,6 mm latum, spadiceum, nitidum; testa levis, lineamentis reticulatis.
Habitat ad Capilla tuya ad meridiem Paraguari, Paraguay.

Frailea cataphracta var. tuyensis Foto Moser

Lichaam enkel, 3-3,5 cm hoog, tot 4 cm diam., grijsgroen askleurig.
Ribben tot 20, zeer vlak, gescheiden door donkergroene vlakke groef, breed tot 5 mm; onder de areolen een halve maanvormige zwartgroene streep.
Areolen ovaal, kaal of met nauwelijks bruin vilt.
Dorens kamvormig gesteld, aan weerszijde 4, onderaan bruin, uiachtig verdikt, verder licht hoornkleurig tot glasachtig, tot 1 mm lang.
Bloem trechtervormig, 24 mm lang, 20 mm breed, licht citroengeel. Pericarpellum 6 mm lang, 5 mm breed, onderaan kaal, verder met lichtbruine borstels en witte haren. Receptaculum lang 4 mm, met licht geelbruine borstels en witte haren. Buitenste perianthbladeren spatelvormig, met naaldfijne punt, wit tot vuilgeel, met zachtgroene middenstreep; binnenste spatelvormig, toege-spits, zeer licht citroengeel. Stijl 11 mm lang, lichtgeel. Stempels 5, tot 4 mm lang, lichtgeel. Primaire meeldraden 10 mm lang, rond stijl geplant, lichtgeel; secundaire 5 mm lang, lichtgeel. Helmknopjes 0,8 mm lang, geelwit. Nektar-ruimte 0,5 mm breed, open. Zaadholte 3 mm lang, 3,5 mm breed. Vrucht rond, 8 mm diam., met korte geelbruine borstels en witte wolharen. Zaad boot-vormig, 2 mm lang, 1,6 mm breed, kastanjebruin, glanzend; testa glad met net-vormige tekening.
Groeiplaats Paraguay, bij Capilla tuya, ten zuiden van Paraguari.