logo Frailea - Hidden treasures
Articles
  home Last Modified: 05-10-2008  
Succulenta (Netherlands) 85(5): 232-238, 2006.

<
FRAILEA MAMMIFERA EN FRAILEA ANGELESII GECOMBINEERD
Jan Jaap de Morree

In mijn collectie Fraileas zijn de beide in de titel genoemde soorten welkome gasten. Van alle mij bekende fraileasoorten hebben zij de mooiste ‘maantjes’ onder hun areolen. Was Frailea cataphracta vroeger het meest typische voorbeeld van het bezit van de uitgesproken donkere vlakjes, momenteel zijn er veel meer; bv. ook F. klinglerana, F. buenekeri en F. schlosserii hebben mooie maantjes.

In de tachtiger jaren kreeg ik van Ronnie Onreadt een paar zaden van een nieuwe, nog onbeschreven fraileasoort met een heel apart uiterlijk, die eenmaal uitgezaaid met de naam Frailea angelesii op mijn etiketjes kwam te staan. De soort werd door Angeles Kiesling in 1983 in Concordia in de provincie Entre Rios in Argentinië ontdekt en is in de zaadlijsten te vinden onder de provisorische naam F. angelesii. De planten zijn prachtig donker bruinrood, hebben zeer grote, bijna zwarte maantjes aan de onderzijde van duidelijk uitstekende tuberkels en ze zijn donker roodbruin bedoornd (Afb.1 en 2). Ik beschouwde ze als een mooie nieuwe soort. Frailea mammifera vond ik pas later en ik kon deze soort ook al snel aan mijn verzameling toevoegen (Afb.3 en 4). De eerste plant was een stek uit de privé-collectie van Cock Grootscholten, die voor mij het meest oorspronkelijke beeld van een mammifera gaf te zien. Ik kende een illustratie bij de eerstbeschrijving in 1972 in de losbladige Krainz-uitgave Die Kakteen. De eerste planten werden door Horst gevonden bij Dom Pedrito in de provincie Rio Grande do Sul in Brazilië. F.mammifera heef t net als F. angelesii duidelijke tuberkels, wat ook in de naam mammifera (letterlijk borsten-cq tepeldragend) tot uiting komt. In de loop van jaren heb ik een paar vormen met veldnummer van de door Buining beschreven Frailea mammifera Buining en Brederoo verworven. Door kontakten met Karl-Heinz Prestlé en Lubomir Berka in Tsjechië, kreeg ik varianten van Frailea mammifera. Karl-Heinz attendeerde me in zijn fraileakas op een heel mooie grote Frailea mammifera , die beduidend omvangrijker werd dan de planten die ik kende. Ik kreeg wat zaden mee en voegde aan de zaailingen de door Karl-Heinz verstrekte naam Frailea mammifera var. robusta toe (Afb.5). (In die tijd was er nog geen overgang naar het nu gebruikte begrip subspecies in plaats van variëteit). Deze plant zou mij later aan het denken zetten (zie verderop). Van Lubomir Berka ontving ik twee jaar geleden zaden van F. mammifera GF 223 die netjes uitrijpte.

Afbeelding 1 Afb. 1: Frailea 'angelesii' in bloei

De nieuwe robusta-zaailingen lijken na een paar jaar wel erg veel op een geelbedoornde Frailea angelesii en ik begon me af te vragen of de soorten uit de titel wel als gescheiden soorten kunnen worden gehandhaafd. Nauwkeurige beschouwing van mijn digitale macro-opnamen gaf te zien dat de tuberkels van F. angelesii meer afgerond zijn, terwijl die van F. mammifera en F. mammifera var. robusta spits toelopen. Het aantal doorns in de areolen komt bij beide soorten op overwegend 5 uit.

Afbeelding 2 Afb. 2: Frailea 'angelesii', plant met roodbruine doorns

De bloem van F. mammifera var. robusta heeft spitsere bloembladeren dan die van F. mammifera en F. angelesii (Afb.6). Maar een bloem van één plant vergelijken met verzameld door Gerhard Frank en afgelopen jaar zaden van F. mammifera var. minima met veldnummer PR 536. Prestlé vermeldt in zijn frailea-uitgave, die Gattung Frailea Teil 2,dat deze plant synoniem is met HU 345 en dat de standplaats Dom Pedrito is. Deze laatste zijn nog te klein om ze te vergelijken met de volwassen planten uit mijn collectie. De robusta-vorm heeft na een eerste paar jaar van onstuimige groei het een tijd erg moeilijk gehad en ik vreesde voor het voortbestaan van deze vorm in mijn collectie.De plant vormde spruiten en een heel dichte warrige bedoorning,maar de groei werd onnatuurlijk en bloei bleef uit. Oudere frailea ’s hebben de vervelende gewoonte om na een aantal jaren niet meer te groeien en ook amper meer te bloeien.

Afb. 3: Frailea mammifera in bloei

Maar voorafgaand aan een uiteindelijk jammerlijk verscheiden produceerde de plant toch nog een goede cleistogame vrucht een enkele bloem van een andere plant leidt niet bepaald tot wetenschappelijke beslissingen.
Naast de volgroeide planten is het ook zinvol om naar opkomend zaaigoed te kijken om vergelijkingen te maken. Het kleurverschil in de bedoorning en van de plantenlichamen is vanaf de eerste maanden al direct zichtbaar, maar verder leidt het niet tot grootse conclusies (Afb.7). Net nu ik dit voorjaar besloot om me er eens verder in te verdiepen en raad te vragen bij andere fraileakenners, kwam het tijdschrif t Cactaceae Systematics Initiatives 21 in mijn bus vallen en een paar dagen later het omvangrijke standaardwerk The New Cactus Lexicon ook.

Afbeelding 4 Afb. 4: Frailea mammifera, plant met gele doorns

Rustig, doelloos bladerend kwam ik eerst in het tijdschrift een herziening tegen van de eerder beschreven Frailea angelesii. Roberto Kiesling en Detlev Mentzing brengen F. angelesii als subspecies onder bij Frailea mammifera in hun artikel ‘A new subspecies of the genus Frailea Britton & Rose.’
In de tekst staat na de inleiding: Frailea mammifera subsp. angelesiae R.Kiesling & Mentzing subspecies nova. A Frailea mammifera Buining & Brederoo subsp.mammifera spinis castaneis non tuberculatis, lana florae cinerea recedit. Holotype: Argentina Prov Entre Rios dept Concordia, Concordia, coll 1983 prep ex cult 1985 Kiesling et Lopez 5930 (SI)Etymology: named for Angeles Kiesling, who discovered this taxon in 1983.
Dat laatste is ook mooi opgenomen in de subspeciesnaam,aangezien de uitgang -iae gegeven wordt bij de naam van een vrouwelijke vindster. In angelesii is de uitgang –ii een aanduiding voor een mannelijke vinder, maar ik ga ervan uit (niet geverifieerd), dat Angeles een vrouw is, bv. Gewoon de vrouw van Roberto Kiesling??
De auteurs schrijven ter verantwoording van hun ombenoeming maar weinig kernachtige zaken.

Afbeelding 5 Afb. 5: Frailea mammifera var. robusta, een jonge plant.

In view of its disjunct distribution and distinctive caracteristics, but also its overall similarity to Frailea mammifera, it should be classified as a subspecies rather than a species. To make the name available for the use in the New cactus lexicon it is described here at this rank.

Afbeelding 6 Afb. 6: Frailea mammifera (r) en Frailea mammifera var. robusta (l) beiden in bloei.

(Vert: Met het oog op de verschillen in verspreiding en [plant] kenmerken, maar ook vanwege grote overeenkomsten met F. mammifera, wordt de plant beschreven als subspecies en niet als aparte soort. Om de naam beschikbaar te maken voor gebruik in the New Cactus Lexicon wordt de plant hier als zodanig beschreven [beetje vrij vertaald JJ]).
Aan het einde van het artikeltje melden ze wel dat een meer gedetailleerde beschrijving in een afzonderlijke publicatie zal verschijnen (in voorbereiding). De beide soorten komen in relatief nabij gelegen gebieden voor. F. mammifera in Rio Grande do Sul in Z.O. Brazilië en F. mammifera ssp.angelesiae in het aangrenzende gebied Entre Rios (tussen de rivieren) in Argentinië. Verwarrend in de inleiding van Kiesling en Mentzing is overigens, dat zij Entre Rios plaatsen in N.W. Argentinië blijkens de zin:
In 1983 a nice taxon of the genus Frailea was found by Angeles Kiesling near Concordia (Entre Rios NW-Argentina)…

Afbeelding 7 Afb. 7: Jonge zaailingen van F. mammifera en F. 'angelesii' na 1 jaar.

Daardoor leken de groeiplaatsen ver van elkaar verwijderd,maar in de topografische Atlas ligt Entre Rios,wat mij betref t, in het noordoosten van Argentinië en wel tegen Rio Grande do Sul aan.
F. mammifera var. robusta van Prestlé, die hij in zijn veldnummerlijst aangeeft met veldnummer PR 531,lijkt mij een logische tussenvorm te zijn tussen de geelbedoorn de mammifera met kleinere tuberkels en de roodbruinbedoornde ssp.angelesiae .Deze robusta-planten hebben de grote tepels van angelesiae ,maar een groen plantenlichaam en gele doorns van F. mammifera (afb.8).

De vindplaats van PR 531 wordt in de lijst van PR-nummers vermeld tussen Dom Pedrito en Sao Gabriel RS. De vorm F. mammifera var.minima PR 536 komt voor tussen Dom Pedrito en Linha. Uit deze gegevens blijkt dat in Rio Grande do Sul in een klein areaal al een grote variatie in plantvormen van F. mammifera bestaat. Dat er in Argentinië vervolgens een andere kleur van de planten en een andere bloemvorm aanwezig is, is dan niet zo verwonderlijk.

In het prachtige nieuwe Cactuslexicon van Hunt en consorten staat angelesii vervolgens dus ook als subspecies angelesiae vermeld. Het lijkt me een terechte beslissing. Als verzamelaar en bioloog strijden dan nog even zachtjes tegengestelde belangen in het hoofd. Etiketje veranderen of lekker laten staan? Maar emotie moet het afleggen tegen de wetenschap. Mede in overweging genomen, dat de hele exercitie in het nieuwe Lexicon een stevige bezem heeft gehaald door het oneindig grote aantal geslachten en naamgroepen die in de laatste 40-50 jaar was ontstaan. De papieren gevechten zullen nog wel (her)oplaaien omdat Notocactus blijvend onder Parodia is geplaatst en zo ’n beetje alle ingewikkelde Zuid-Amerikaanse bolcactussen op een hoop geveegd onder Eriosyce en Rebutia. Maar biologisch en systematisch gezien is het een hele verademing.
Tegelijk is een andere raadselplant uit mijn collectie een duidelijker plaats gewezen. Al vanaf de eerste zaadlijsten van de gebroeders De Herdt was ik enthousiast over Frailea HU 64, die met de provisorische naam Frailea magnifica begiftigd was. Een werkelijk pronkjuweeltje, maar moeilijk te zaaien en over te houden. Ten einde raad entte ik, geheel tegen mijn principes in, een magnifica op een echinopsis (Afb.voorpagina). In de loop der jaren ontstond een leuk teddybeertje met zij-oortjes. Helemaal geen typische kleine frailea meer, maar wel overleving. Elk jaar oogstte ik zaden en zaaide deze het volgende jaar uit.
Na tien jaar, met een paar keer wat kwijnende zaailingen ben ik nog steeds niets verder dan mijn teddybeer. Waarschijnlijk moet ik toch eens af van mijn humusbevattende cactusaarde om blijvend resultaat te boeken.
Maar waar hoort deze mooie plant met duidelijk kamvormig gestelde doorns nu thuis? In de literatuur zijn er wat suggesties om hem bij F. mammifera te plaatsen, maar daar wilde ik steeds niet aan. Ik had nog geen bloemen gezien, en het aantal doorns (10-14) in de areolen was veel groter dan de 4-6 die bij F. mammifera beschreven zijn. Wel staat er bij de beschrijving in Krainz bij F. mammifera dat de 6 doorns zijwaarts gericht staan en soms bijna kamvormig zijn geplaatst. Lubomir Berka schrijft aan mij in onze brief wisseling en ook ergens in zijn tijdschrif t ‘Zpravodaj Frailea ’ dat F. magnifica waarschijnlijk een mammifera zal blijken te zijn.
In het New Cactus Lexicon staat een referentie bij F. magnifica, maar ook een teken ®, dat deze naam niet geldig is (outlawed name):
11689 ® F. magnifica.Pres 1997/GFr ed 2 57. Tnd. (the fieldnumber HU 64, which originates from Alegrete Rio Grande do Sul, was mentioned), F. mammifera?
In deze regel staat dat Prestlé in de tweede druk van zijn eigen uitgave Gattung Frailea in1997 over F .magnifica heeft geschreven en dat de HU 64 afkomstig is uit Rio Grande do Sul.Blijkbaar in een regio overeenkomstig met het type F. mammifera. Ook wordt er, weliswaar met een vraagteken, verwezen naar F. mammifera.

Met het uitkomen van het Lexicon is er een overzichtelijke stuctuur gekomen in de ellenlange waslijsten van nieuwgevonden fraileasoorten. De groep rond F. mammifera heef t daarin een goede plaats. Veel ‘soorten’ zijn verwijderd als zelfstandig taxon. Blijkbaar heeft de enorme variabiliteit van frailea's over uitgestrekte gebieden gemakkelijk geleid tot een woud van namen. Dit is overigens in dit geslacht niet veel anders dan in andere geslachten.

Zoals bij veel frailea's is de levensduur van de beschreven planten beperkt .Na een jaar of 5-6 is op eigen wortel het mooiste er wel af. De schoonheid van de plantjes is, wat mij betref t, ook juist gelegen in de bloei na een jaar of twee. Bij veel soorten gaat de plant (het plantje) volledig schuil achter de grote, gele notocactusachtige bloemen. (JJ: Sorry voor de korte terugval in oude terminologie notocactus, maar dan is het duidelijk dat ik geen ‘parodia's op het oog heb). Inmiddels hebben de kleine planten elk jaar goed gebloeid met hun grote gele bloemen en hebben de planten veel kiemkrachtig zaad geleverd. Ze kunnen nu nog als oude besjes doorsukkelen, maar opnieuw zaaien is een betere optie voor continueren van de collectie.
De grote mutsvormige zaden zijn ,mits spoedig gezaaid, zeer kiemkrachtig en zaailingen staan meestal binnen 1-3 dagen al boven de grond.

Literatuur:
Krainz, H. Die Kakteen 15 X 1972 C VIe Frailea mammifera Buining et Brederoo spec nova.
Hunt, D. (2006).The New Cactus Lexicon
Kiesling R.& D. Mentzing, (2006). A new subspecies of the genus Frailea Britton &Rose.Cactaceae Systematics Initiatives 21:17-18
Prestlé, K. H. Die Gattung Frailea. Verkuerzte und provisorische Ausgabe Teil 2. Veghel.(geen jaartal op uitgave zelf, maar volgens referentie in Lexicon is het 1997)
Berka L. Zpravodaj Frailea, onregelmatig verschijnend tijdschrif t in het Tsjechisch en het Duits vanaf 1994.

Koperwieklaan 19,
2261 CL Leidschendam
morree@wanadoo.nl

Afbeelding 9 Afb. 9: Frailea magnifica geënt op Echinopsis
Valid HTML 4.01 Transitional