|
Cactus V03 - 1971, pag. 89-96
CACTUSSEN ![]() Frailea castanea (asterioides)
Nu ik het toch over een klein plantje heb wil ik gelijk wel eens iets vertellen over Parodia minima nom. nud. Wouters UN 640, dat zijn een hele
massa achtervoegsels en daarover straks meer. Eerst dat kleine plantje dat zijn naam alle eer aandoet. Plantjes van 2 cm. doorsnede bloeien al
dat het een lieve lust is. Ze bloeien de hele zomer door en dat maakt weer dat de Parodia's tot de lievelingen van elke liefhebber zijn gaan
behoren. Bij mij tenminste wel. Als er bezoek komt is er altijd wel een Parodia in bloei met één of meer bloemen open. Ik heb enkele van die
plantjes van Parodia minima geënt en ze bloeien dan ook best.
Nu nog even over al die achtervoegsels. Wat dat Nomen Nudum betekent heb ik U al eens verteld. Wie mijnheer Wouters is weet U ook stellig wel.
Maar wat dat UN 640 betekent weet ik ook nog niet. Misschien kan iemand me daarmee helpen. Ik weet al wel dat er veel meer van die
afkortingen worden gebruikt en al heel wat hebben een goede herkomst.
Ik zal opnoemen welke ik al weet, misschien kan iemand anders ze dan aanvullen.
FR wordt gebruikt door Friedrich Ritter bij het vermelden van veldnummers. JE is de afkorting voor de Jardin Exotique in Monaco. Fr is ook alweer een afkorting en wel voor Pinya de Rosa, de Jardin de Aclimatacion in Blanes, Spanje. Eigendom van de heer F. Riviere de Caralt. U, deze letter is in gebruik bij Uhlig in Rommelshausen, Duitsland. HU staat voor de afkorting van Horst-Uebelmann, twee heren waarvan de eerste in Zuid-Amerika verblijft en de tweede in Zwitserland. HK is in gebruik bij New Mexico Cactusresearch en is de afkorting van Horst Kuenzler. DM zijn de letters bij de veldnummers van de heer De Munter uit België. Bfs wordt gebruikt door de heer Bonefaas bij zaden van onbekende planten in zijn verzameling. KZ zijn de letters in gebruik bij veldnummers van Karl Knize. Ik heb er nog wel meer gezien maar weet niet wat de betekenis is en indien iemand er meer van weet schrijf ze dan aan de redactie. Wat betekenen : UN, HBK, BK, BAW, R.Wi, H en AJ ? Al deze lettercombinaties werden in catalogi gebruikt, al dan niet met cijfers samengesteld. Door al die letters was ik bijna de rest van mijn Parodia's vergeten. Toch wil ik er nog enkele noemen. Een plant die gelukkig niet erg zeldzaam meer is en waarvan ik er enkele al jaren in mijn verzameling heb is Parodia gracilis FR 740. Een rijk bloeiende soort die het als geënte plant zeer goed bij mij uithoudt. De bloemen zijn niet groot, maar talrijk en ook alweer mooi verdeeld over de zomermaanden. Het zaad van deze soort is zwart. Een heel mooi bedoornde soort is de Parodia penicillata. Van deze soort zijn geel bedoornde (type) in de handel maar ik heb ook al bij iemand een wit bedoornde vorm ervan gezien. Maar het maakt niet uit of de bedoorning geel of wit is want het is en blijft een zeer mooi bedoornde soort waarvan de dorens net als de haren van een penseel uit het areool komen. Parodia chrysacanthion is ook een heel mooie soort die met de prachtige goudgele rechte dorens een goed plaatsje in mijn verzameling heeft. Een soort waarvan ik helaas geen foto heb is nog Parodia nivosa. Een soort waarvan de naam dus zegt : met sneeuw bedekt. Dat klopt ook alweer heel mooi want de plant maakt een mooie kop met veel witte wol en dan daarbij te bedenken dat de bloemen donker rood zijn dan begrijpt U wel hoe mooi het contrast van deze plant is wanneer de bloemen open staan. Nou is het zaaien van Parodia's blijkbaar ook weer niet ieders werk. Er zijn een aantal dingen waarmee rekening moet worden gehouden. In het aigemeen geldt dat Parodia's koud gezaaid moeten worden. Een temperatuur van 15 graden Celsius overdag en een daling van de temperatuur gedurende de nacht tot ongeveer 10 graden schijnt voor een optimale kieming te zorgen. Ook wordt aangeraden om de zaden niet wijd verspreid over het zaaioppervlak te verdelen maar de zaden dicht bij elkaar te zaaien. De zaailingen blijven als regel het eerste jaar zeer klein, met enkele uitzonderingen. Die uitzonderingen zijn de soorten die tot de Parodia maassii groep gerekend kunnen worden. Die soorten hebben ook grotere zaden dan de meeste soorten. Maar met goede wil en geduld zijn Parodia's best uit zaad te kweken. Het is gewoon jammer dat niet meer liefhebbers zich daar eens wat meer op toeleggen. Er zijn altijd wel voldoende zaden te koop, zie maar in de zaadlijst van de vereniging. Veel groter zijn de zaden van het geslacht Frailea terwijl de planten van dit geslacht veel kleiner zijn dan de Parodia's. Het is een groot geslacht en iedere liefhebber heeft dus wel een plaatsje om alle soorten van dit geslacht in zijn verzameling op te nemen. Een veel gezochte soort is de Frailea castanea. Vaak is dit plantje ook onder de naam Frailea asteroides te vinden en die naam is eigenlijk wel begrijpelijk omdat het plantje veel weg heeft van Astrophytum asterias of beter nog is de vergelijking met de zee-egel waar ook Astrophytum asterias zijn naam aan te danken heeft. Maar volgens het Lexikon is Frailea castanea de goede naam. Een klein blijvende plant van 3 a 4 cm. dorsnede. De bloemen zijn meestal groter dan de plant. Ja er is nog wel iets het vermelden waard. De bloemen gaan alleen open in de volle zon. Het plantlichaam is meestal donker groen (soms wat bruin) van kleur. De korte zwarte dorentjes verhogen dat donkere uiterlijk. Het hele geslacht telt ongeveer een 25 soorten en variëteiten en er zijn beslist nog meer heel mooie plantjes onder. De meeste zijn kleine, een beetje afgeplatte bolletjes, maar er zijn ook hier weer enkele uitzonderingen die een zuilvormige groei vertonen. Om nog enkele mooie soorten te noemen, de volgende. Frailea cataphracta, Frailea chiquitana, Frailea colombiana, Frailea pulcherrima, Frailea pullispina (is bijzonder mooi, enigszins lila tot paars van lichaamskleur), Frailea pumila en Frailea uhligiana, allemaal bolvormig en Frailea alacriportana en Frailea gracillima die tot de cylindrische vormen behoren. De bloemen van alle soorten zijn geel. Zaad komt er altijd, zelfs al gaan de bloemen niet open. Dat kan gebeuren doordat er bijvoorbeeld enige tijd geen zon is, dan blijft de bloem gesloten en zet toch zaad in een dikke vrucht. Wanneer een plant zo toch zaden maakt, dan spreken we van cleistogame vruchten. Moeilijk is het geslacht Frailea niet, de meeste plantjes kunnen gemakkelijk ongeënt in de verzameling opgenomen worden. Erg oud worden deze planten geloof ik niet, alhoewel er soorten zijn die later veel stekken gaan maken. Een plant die ik als één van de mooiste in mijn collectie zie is Brasilicactus graessneri var. flaviflorus. Ik kocht dat plantje tijdens een excursie. Bij de kwekerij van de heer L. van Veen in Honselersdijk. Daar stonden er duizenden allemaal als Brasilicactus graessneri. De een veel mooier bedoornd dan de ander. Sommige erg licht van kleur, bijna witte dorens, andere met vrij korte dorens. Maar, de plant die ik uitkoos had lange, donker gele dorens. Een beetje glasachtig zou je kunnen zeggen. Groot was mijn verbazing toen de plant in bloei kwam, want de bloemen waren niet groen zoals ik al eens had gelezen dat ze moesten zijn, maar ze waren prachtig geel. Gelukkig bracht ook hier het Lexikon van Curt Backeberg uitkomst. Mijn plant is de var. flavitlorus. Het staat er netjes bij, bloeit zo geel als Eriocactus leninghaussii. Toen ik het nakeek zag ik gelijk dat de var. albisetus een bestaande plant was en dus weet ik nu ook dat er in die kwekerij de drie soorten door elkaar op kopers stonden te wachten. De bloemen van Brasilicactus blijven vrij lang goed. Nog een bekende Brasilicactus is de haselbergii, een wit bedoornde plant maar met oranje bloemen. Ik heb er, ook alweer tijdens een excursie, een roodbloeiende vari&eunl;teit van gezien. Wel erg mooi. Tijdens het opzoeken van het geslacht Brasilicactus zag ik dat er ook nog een soort onder de naam Brasilicactus elachisanthus beschreven is. Ik had nog nooit van die naam gehoord en dat klopt dan ook precies. De plant werd gevonden in Uruguay, noordoostelijk van Maldonado. Nu staat er bij «waarschijnlijk uitgeroeid» en komt U er dus in de buurt, kijk dan nog eens dubbel goed of er werkelijk niets meer van te vinden is. Het zou me niet verbazen wanneer ze er toch nog te vinden zijn in die omgeving. Ik herinner me namelijk eens iets dergelijks te hebben gehoord tijdens een lezing op de vergadering over Toumeya papyracantha. Van die soort leefde men ook in de veronderstelling dat er nog slechts een aantal stekken op de wereld te vinden waren. We weten nu wel beter want er zijn volop importen van aangevoerd en een zeldzaamheid is het zeker niet meer. Gelukkig maar. Achteraf blijkt men de juiste vindplaats niet te hebben aangegeven bij de beschrijving. Dat gebeurt tegenwoordig ook nog heb ik me laten vertellen. De heren cactuszoekers doen dat om de concurrenten te misleiden en zo de primeur zo lang mogelijk voorzichzelf te houden. Dan brengen de planten als zeldzame nieuwigheid het meeste op en een goede afzet is verzekerd. Misschien is dat ook wel gebeurd met die Brasilicactus elachisanthus. Er staat immers noordoostelijk van Maldonado. Hoever van Maldonado staat er niet bij en wanneer dat bijvoorbeeld 50 km. zou zijn, dan is noord-oostelijk al zeker 10 km. breed. Op 100 km. (dat is in die uitgestrekte gebieden niet veel) al 20 km breed. Nou ga dan maar eens zoeken. Het is dan ook vaak een toevalligheid dat zo een vindplaats wordt teruggevonden zeker als het om een weinig voorkomende soort gaat of als de vindplaats een zeer beperkt gebied is. Maar, wie weet, misschien worden de mensen in de toekomst wel wat eerlijker en worden in de toekomst wel de juiste vindplaatsen bij de nieuw beschrijvingen opgegeven. Ik blijf in elk geval hopen. Een andere groep planten die ook mijn aandacht heeft is het geslacht Notocactus. Ik vind het bijzonder mooie bloemen en er zijn beslist een aantal planten bij die in een verzameling thuishoren. Ik wil niet beweren dat je alle variëteiten van Notocactus oiionis moet gaan verzamelen. In het Lexikon staan er maar 13 opgesomd. Dat zijn ze beslist nog niet allemaal want er zijn nog species van bekend die nog steeds geen naam hebben. Eén daarvan is de var. spec. expeditie Blossfeld. Een kleine vorm, die vooral in de zomer nogal vaak wat rood of beter nog, wat paars van kleur wordt Er zijn de laatste jaren nog al wat soorten bijgekomen. Eén daarvan is de Notocactus horstii, een goed groeiende soort, die erg laat in het jaar bloeit met donker gele bloemen. Een heel mooie, nog vrij nieuwe soort is de Notocactus magnificus. Ik heb er wel een plantje van maar het heeft nog niet gebloeid. Natuurlijk heb ik een Notocactus apricus. Tenminste dat denk je dan. Nu blijkt er een andere Notocactus apricus gevonden te zijn en nu zou mijn plant ineens Notocactus bommeljéi zijn gaan heten, terwijl ik die plant al jaren heb als N. apricus en iedereen, ook de kenners zeiden dat ik een echte Notocactus apricus had. Heel grote bloemen. Maar ja, ik laat die naam er voorlopig maar bij staan, want ik weet geen vindplaats van mijn plant ook al zou die naam veranderd zijn, dan is er toch maar een plant beschreven die al jaren in cultuur is. Eigenlijk zou die plant dan een gewone naam en geen latijnse moeten hebben, gewoon een cultivar naam. Maar ja, wie ben ik. Ik blijf gewoon mijnheer van Tast, liefhebber in de ware zin van het woord. Daarom is mijn verzameling dan ook een verzameling van cactussen en van vetplanten. Daarom vindt U in mijn verzameling ook gewone soorten zoals Notocactus mammulosus en submammulosus, wat op zich toch heel mooie planten zijn. Toch behoren die gewone soorten ook weer niet tot de gemakkelijkste soorten. Van Notocactussen is bekend dat ze in de winter niet helemaal droog moeten staan, anders verliezen ze te veel haarwortels en komen in het voorjaar s'echt op gang, 't Is allemaal maar een weet. De ene plant is veel beter uitgerust tegen de droogte dan de ander. Dat kun je mooi zien bij de Mammillaria's. Sommige hebben een dikke peenachtige wortel waar het vocht voor de droge tijd in wordt opgeslagen. Dat is zo met nagenoeg alle haakdoornige soorten maar de zogenaamde Californische soorten niet. Ook bij de Gymnocalyciums kom je wel peenwortels tegen zoals bij de Gym. lafaldense. Zelfs de stekken daarvan maken nog een peenworteltje. Ook bij de andere geslachten zijn er meestal wel een paar te vinden en er zijn zelfs soorten die meer in de grond hebben dan boven de grond. Een mooi voorbeeld daarvan is de Opuntia clavarioides, het negerhandje. Ik had daarvan een mooie geënte plant, die regelmatig groeide en waar steeds meer knotsjes aan kwamen. Met het verpotten was ik heel erg voorzichtig en liet dan ook prompt het plantje vallen. Jammer hoor, maar alle knotsjes lagen los. Één knotsje heb ik geënt op een Opuntia schijf, één op een spachianus en de andere negen heb ik gewoon als stekken behandeld. Die op het Opuntia schijfje geënt is er het beste aan toe. Die op spachianus is niet gepakt en de overige stekken zijn helemaal niets groter geworden, eerder dunner. Maar nu ik ze weer eens onderhanden nam bleek dat ze prima wortels hadden en er zat al meer in de grond dan erboven. Ik heb ook nog een klein stukje cristaat van die soort, dat groeit ook vreselijk langzaam zo te zien. Maar dat is alleen voor dat gedeelte wat boven de grond uit komt, de wortel groeit prima. Nu ik het toch over cristaat heb wil ik ook daarvan wel iets vertellen want ik heb er enkele in mijn collectie en het is toch wel een heel wonderlijke groei-vorm. Ik wilde daar wel wat meer van weten en was overgelukkig toen in een boekje daarover in handen kreeg. De titel was zoiets als «Het ontstaan van cristaten en monstruositeiten» geschreven door ene mijnheer Verbeek Wolthuis. Ik heb het boekje helemaal gelezen en toen wist ik nog niets. In het boekje stond niet waardoor de cristaten ontstaan. En dat wilde ik nu juist weten. Dat het vegetatie-punt (het groeipunt) normaal rond is kun je bij elke normale plant zien. Bij cristaten wordt dat groeipunt lint-vormig, nou ja dat zie je zo wel. Maar waarom nou ? Het is iets dat ik me nog steeds afvraag. Waarom ? Tijdens een excursie heb ik geleerd om in de grote kwekerijen er speciaal op te letten of het een of andere plantje cristaat zal gaan worden. Iemand maakte mij erop attent dat je bij Gymnocalycium mihanovichii het reeds aan de zaailing kon zien en dat is werkelijk waar. Het groeipunt is nog normaal rond en toch zijn er al tekenen dat zo'n plantje cristaat gaat worden. Het plantje dat cristaat zal gaan worden maakt namelijk geen normale ribben maar het lijkt alsof de plant tepeltjes heeft. Op het bijgaande plaatje (geleend) kun je dat goed zien. Zo een kleine zaailing laat zich gemakkelijk en goed enten en we krijgen een cristaat die aan beide kanten mooi is afgesloten. Ik heb al eens geprobeerd stukken van zo een cristaat te enten, maar dat gaat gewoon niet. Althans van mijn cristaten van deze soort niet. Ze zijn gewoon hol gegroeid. Mijn plant die al aardig groot is geworden bloeit goed en de bloemen laten zich ook goed bestuiven en maken goede vruchten. Uit het zaad van die plant komen plantjes op, die ook weer voor een groot deel cristaat gaan worden. Ik heb me laten vertellen door iemand in Italië dat hij uit de vruchten van de cristaat van Mammillaria elegans ongeveer 40 % cristaatvormende planten terug kreeg en nog wel in twee vormen, een grove soort en een heel fijne soort. De overige 60 % werden normale planten. (vervolgd) |